De Bierstekerspanden Jan Nieuwenhuyzenplein 9 en 11

De zes panden (redactie :aan Jan Nieuwenhuizenplein) waren voor Edamse begrippen kapitale stenen huizen van twee verdiepingen hoog, waaronder grote kelders. In plaats van de voorgeschreven vijf gebintvakken werden de panden uiteindelijk zes vakken diep. Op de begane grond zijn de balklagen in de muren opgelegd, een situatie die mogelijk echter resultaat is van een latere verbouwing. Op de verdieping zijn complete houtskeletten (grenen?) met zwaanhalskorbelen en loze balken. Een inventaris van Garbant Lolckes, bewoner van nummer 11 in 1750, geeft de indruk hoe de indeling van de panden is geweest: een tweeledige plattegrond met op de begane grond: een voorhuis – zijkamertje (vijf schilderijen, boekenkast en bedstede) – en een grote keuken (schoorsteen, tinnen kast). Via een eiken spiltrap, nog aanwezig in nummer 11, kwam men op de verdieping. Boven waren twee kamers met bedesteden en een klerenkast. De zolders, waaronder – nog in de achttiende eeuw – een bequame saatsolder, hebben een borstwering en zijn overkapt met dubbele spanten. De panden kregen vier haardsteden: vermoedelijk in het zijkamertje en in de keuken, zowel op de begane grond als op de verdieping. Huizen met vier stookplaatsen behoorden toen nog tot de uitzonderingen. De bierstekerij was uiteraard in de in later tijd dichtgestorte kelder. Onduidelijk is toe hoever naar achter de kelder doorliep.

De bouwheer van nummer 9 dat later bekend stond als ‘het Nutshuis’ was Willem Cornelisz Roobacker. In het huis aan de Schepenmakersdijk 1 dreef hij een herberg. Nummer 11 is gebouwd door Cousijn Reijersz. Omstreeks 1655 werd het Nutshuis eigendom van de Haarlemse burgemeester en groot industrieel Peter Olycan. Of deze er zelf woonde, is overigens twijfelachtig. Olycan had ook in Purmerend een door een zakenvertegenwoordiger bewoond huis aan de Bierkade. Dat kan in Edam ook het geval zijn geweest. Olycan is enkele jaren na zijn Edamse aankoop overleden en zijn erven verkochten het huis in 1660 als bierstekerij aan Willem Claesz Sloot voor een bedrag van 1600 gulden. Afgemeten naar zijn jarenlange lidmaatschap van de raad en het schepencollege en zijn benoeming tot burgemeester in 1677, was Sloot een vooraanstaand burger. Via het huwelijk van zijn dochter vererfde het huis aan president-schepen en raad Gerrit Roos. Buurhuis nummer 11 werd na familie Reyersz bewoond door bierbrouwer Pieter Willemsz Pet en echtgenote Grietje Jansdr Daelder (circa 1670-1715). Beide families kwamen oorspronkelijk uit Oostzaan. Willem Olphertsz Pet kocht op een gegeven moment de brouwerij ‘de Os’ aan de Voorhaven, die jaren later werd overgenomen door zijn zoon Pieter.

Aquarel C. Springer, Noord-Hollands Archief, Provinciale Atlas

Teloorgang van de bierstekerij in Edam

In de tweede helft van de zeventiende eeuw pakten zich donkere wolken samen boven de Edamse bierhandel waardoor de panden andere eigenaren en andere bestemmingen kregen. Het dichtgooien van de Ije vóór de huizen in 1681, waardoor bierschuiten niet meer voor de deur konden afmeren, is een duidelijk signaal dat het met de bierhandel grotendeels afgelopen was. De panden bleken nadien niettemin aantrekkelijke objecten te zijn voor de betere stand. In de achttiende eeuw zijn grutter en koopman Abraham Rigter en Jan Sinningh, de laatste had een bakkerij in de Grote Kerkstraat, enige tijd eigenaar van het Nutshuis. In de jaren tachtig wordt het bewoond door de uit Waalwijk afkomstige Willem de Gelder, die in de roerige jaren van de schermutselingen tussen organgisten en staatsgezinden sinds 1785 verschillende malen burgemeester was. (….)

In het begin van de negentiende eeuw is het Nutshuis samengevoegd met de buurpanden aan weerszijden, de nummers 7 en 11. Eigenaar was toen de aannemer Frederik Hendrik Versteegh (1776-1832) die de nummers 9 en 11 als woonhuis annex kantoor gebruikte. De hoofdwerkzaamheden van deze vooraanstaande Edammmer hadden betrekking op de hout- en kaashandel, maar hij handelde tevens in bouwmaterialen. Het huis nummer 7 brak hij af, wellicht ten behoeve van opslag van bouwmaterialen. Door een latere eigenaar is op een gegeven moment een nieuw pand opgetrokken. In 1882 viel het huizenbezig van Versteegh uiteen. Nummer 7 werd gekochte door de slijter Jan Oostindië, waarna dit pand als ‘Cafe Oostindië’ verder door het leven ging. Rond 1900 een bekende locatie in Edam, waar kaashandelaren op de marktdagen hun handel met een glas beklonken.

A.J. Banning, eigenaar van de meelmolen bij Westerbuiten, en de koopman D.L. Muller kochten gezamenlijk Het Nutshuis, terwijl de landman G. Ahuijs eigenaar werd van nummer 11. Het Nutshuis was ongetwijfeld een beleggingsobject, want het werd snel doorverkocht aan dominee Jan Willem Hoogstraten, die het op zijn beurt in 1883 aan de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen overdeed. Direct na aan koop van het pand liet het Nut een restauratie uitvoeren.

(Bron: Edam Behouden Stad, C. Boschma-Aarnoudse, Matrijs, 2007)